Chris Steijvers
We leven in een tijd van het jaar waarin de vogels volop zingen. Voor de mensen die daarvan weten te genieten is er in bos en veld heel wat te beleven. Maar in tegenstelling tot het vroege voorjaar, wanneer bomen en struiken nog niet vol in het blad staan, krijgen we veel van die zangers nooit te zien. En dan kan de vraag opkomen welk soort vogel men hoort.
De meeste vogelgidsen leggen de nadruk op het uiterlijk van een vogel. Petersons Vogelgids, een van de meest bekende en uiterst handige gidsen, geeft van alle Europese vogels een duidelijke afbeelding en beschrijving. Met pijltjes wordt in de afbeeldingen aangegeven waarin soorten die op het eerste gezicht erg op elkaar lijken kleine verschillen laten zien. In Petersons Vogelgids wordt ook wel een beschrijving van het geluid gegeven. Maar als je een vogel alleen maar hoort en helemaal niet ziet, heb je daar natuurlijk weinig aan.
Om aan dat bezwaar tegemoet te komen is er een veldgids Vogelzang verschenen. De schrijver is Dick de Vos. Het is de bedoeling dat een vogelliefhebber met het boek in de hand, en dat “in de hand” moet men letterlijk nemen, een vogel kan determineren door enkel op de zang af te gaan. Makkelijk is het niet. Het is niet zo dat men na het lezen van het boek direct aan de slag kan. Het onderwerp vergt wel degelijk enige studie. En oefening!
Het boek geeft eerst een korte inleiding waarin onderwerpen als “Waarom zingen vogels?”, “Hoe zingen vogels?” en “Wat is geluid?” aan de orde komen. Dat laatste onderwerp is al tamelijk technisch, zeker voor degenen die wel eens van Hertz of timbre hebben gehoord maar zich er nooit in verdiept hebben. Daarna worden verschillende manieren beschreven waarop vogelgeluiden op papier kunnen worden weergegeven.
De eigenlijke kern van het boek is de zangsleutel. Wanneer men een vogel hoort zingen of roepen is er al meteen een indeling te maken in drie hoofdgroepen. Die hoofdgroepen zijn dan weer onder te verdelen in deelsleutels. Binnen de deelsleutels kan er verder geselecteerd worden op allerlei kenmerken. Uiteindelijk is op die manier te ontdekken welke onzichtbare vogel het geluid voortbrengt.
Bijvoorbeeld:
Er is een vogel te horen die aan een stuk door zingt. Die is in de hoofdsleutel “continuzang” onder te brengen. Als er geen variatie in de zang zit, valt hij onder de deelsleutel “monotone continuzang”. Er staat een doorverwijzing naar de pagina waar de vogels vermeld staan die zo’n “monotone continuzang” voortbrengen. Dat blijken er niet veel te zijn. Als de zang bestaat uit een “droge hoge triller op i-klank (insectachtig)” heeft men de vogel al meteen op naam gebracht: het is een sprinkhaanzanger, een schoolvoorbeeld van zo’n zangertje dat wel te horen maar slechts zelden te zien is. Achter de naam van de gevonden soort staat dan het paginanummer vermeld waar deze soort uitgebreider wordt beschreven. Daar komen dan ook nog bijzonderheden met betrekking tot de zang aan bod.
Het boek besluit met een groot aantal tips voor degenen die vogelgeluiden willen opnemen. Dat blijkt dan, naast het fotograferen van vogels, weer een aparte hobby te zijn. Het determineren van vogels op geluid kan overigens niet altijd als hobby worden gezien. De vrijwilligers en wetenschappers die de jaarlijkse vogeltellingen voor SOVON verrichten, zijn op de geluiden die vogels maken aangewezen. Ze delen een bepaald gebied op in blokken en tellen dan aan de hand van de territoriumzang hoeveel broedparen van een bepaalde soort in een blok zitten. Het is onbegonnen werk als men de vogels op het oog zou moeten waarnemen en tellen.
Tegenwoordig bestaan er ook App’s voor mobieltjes waarmee een vogelgeluid op naam is te brengen. Voor wie daar mee om kan gaan, is zo’n App wellicht handiger dan het boek. Er is ook een App die in combinatie met het boek is te gebruiken.
Voor iedereen die zich in vogelzang wil verdiepen, is het boek een aanrader.
Vogelzang
Dick de Vos
KNNV Uitgeverij Zeist
ISNB 978 90 5011 7906